Wanneer UWV na 2 jaar ziekte besluit dat iemand (op termijn) nog aan de arbeidsmarkt kan deelnemen, dan volgt er een maandelijkse arbeidsongeschiktheidsuitkering vanuit de overheid. Dit is geregeld in de WIA: de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.
Gedeeltelijk arbeidsongeschikt (35% – 80%)
De WGA-uitkering daalt na een aantal maanden naar een uitkering op basis van het minimumloon. Maar eerst krijgt u een loongerelateerde uitkering:
Loongerelateerde uitkering
De duur van de loongerelateerde uitkering wordt bepaald op basis van het arbeidsverleden. De maximale duur is 24 maanden. In deze periode bedraagt het totale inkomen 70% van het laatstverdiende (gemaximeerde) inkomen.
Vervolguitkering
UWV heeft bij de keuring bepaald in welke mate iemand nog betaalde arbeid kan verrichten. De hoogte van de vervolguitkering is hiervan afhankelijk:
Mate van arbeidsongeschiktheid |
Hoogte WGA-vervolguitkering |
35% – 45% arbeidsongeschikt |
28% van het minimumloon |
45% – 55% arbeidsongeschikt |
35% van het minimumloon |
55% – 65% arbeidsongeschikt |
42% van het minimumloon |
65% – 80% arbeidsongeschikt |
50% van het minimumloon |
Volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt
De werknemer die meer dan 80% arbeidsongeschikt is, maar waarvan men nog wel herstel verwacht, krijgt ook een WGA-uitkering.
Deze bedraagt 70% van het laatste (gemaximeerde) loon.
Uitbetaling WGA-uitkering
UWV maakt de WGA-uitkering maandelijks aan de werknemer over en declareert deze bij de (voormalig) werkgever of diens verzekeraar.
Als de werkgever geen WGA-eigenrisicodrager is, vindt er geen declaratie plaats. De uitkering wordt dan betaald uit de Whk-premie (Werkhervattingskas) die de werkgever aan UWV betaalt.